NCDR: excuses kabinet zijn historische stap, maar wel pas het begin.

Donderdag 8 december was de Nationaal Coördinator tegen Racisme en Discriminatie (NCDR) uitgenodigd voor het gesprek op het Catshuis. Verschillende vertegenwoordigers van maatschappelijke groepen waren daar aanwezig om met het kabinet te praten over de excuses voor het slavernijverleden en het herdenkingsjaar. Rabin Baldewsingh: “Het was een eerlijk, open en constructief gesprek. Een gesprek dat ook gevoerd moet worden. Ik denk dat het kabinet hier wel dingen heeft gehoord waar ze mee verder kunnen.”

“Concreet is er nog niets toegezegd, maar mijn verwachting is wel dat de excuses de 19e zullen komen. Ik vind het geweldig. Het is historisch dat het kabinet excuses wil aanbieden. Maar excuses namens de staat der Nederlanden is nog beter”, aldus de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. “De excuses zullen er dan zijn. Maar het is ook duidelijk dat we nog een proces te doorlopen hebben richting 1 juli.”

Portret van Rabin S. Baldewsingh, de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (hergebruik toegestaan)

“Historisch dat er excuses lijken te komen! Mooie start van het proces richting 1 juli.”

Zoek de verbinding

De NCDR ziet het aanbieden van de excuses als een eerste stap in een proces richting 1 juli 2023. De manier waarop de excuses er komen maakt uit: erkennen en herkennen. Daarom beveelt de NCDR aan dat het kabinet het gesprek aan gaat met de nazaten, betrokken landen en organisaties.

“Alleen als we aandachtig naar elkaar luisteren, kunnen we tot een nieuw perspectief komen op ons gezamenlijke verleden. Een nieuw narratief, waarin werkelijk plaats is voor iedereen en waarmee we sámen verder bouwen aan een gelijkwaardige samenleving”, vindt Rabin Baldewsingh. “ Sta open voor elkaar. Luister naar de mensen die de excuses moeten ontvangen. Waar ligt hun behoefte? Zoek de verbinding!”

Excuses namens de staat

In de gesprekken die de NCDR voerde in aanloop naar het nationaal programma kwam één geluid steevast naar voren: de breed gedragen wens voor het aanbieden van formele excuses voor het slavernijverleden door de Nederlandse overheid. Het is van grote betekenis voor de nazaten van de tot slaaf gemaakten, die tot op de dag van vandaag de doorwerking hiervan ervaren. De NCDR deelt de conclusies van het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden dat erkenning gepaard moet gaan met excuses. Dat het helpt bij de heling van historisch leed, maar vooral ook bij het opbouwen van een gezamenlijke toekomst.

Baldewsingh: “Het staatshoofd is als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden bij uitstek de persoon die deze excuses kan aanbieden. De proclamatie voor de afschaffing van de slavernij is immers ook door de koning uitgeroepen.”

Nationale vrije dag

Het slavernijverleden verdient meer aandacht in onze samenleving. Momenteel heeft de jaarlijkse herdenking slavernijverleden op 1 juli in het Amsterdamse Oosterpark wel al een nationale uitstraling, met een speech van een bewindspersoon. En het wordt sinds 2019 structureel gefinancierd door het Rijk.

Toch roept de NCDR op tot een nationale feest- en herdenkingsdag om de bevrijding van de slavernij te vieren. Hier zou het staatshoofd bij aanwezig moeten zijn. Dat is van grote betekenis voor mensen die hierdoor zijn geraakt. Ook zou deze dag volgens de NCDR een keer in de vijf jaar een vrije dag moeten zijn, vanaf 2023.

Ken en erken je geschiedenis

Om beter te kunnen begrijpen wat het slavernijverleden voor ons allemaal heeft betekend, beveelt de NCDR aan om stevig in te zetten op de educatie over het slavernijverleden. Geschiedschrijving is niet altijd objectief en wordt gedaan vanuit een voorondersteld ‘objectief’ academisch perspectief.

De NCDR vindt het daarom belangrijk om te werken aan meer kennis en bewustwording over (de doorwerking van) het slavernijverleden en het koloniale verleden. Plus de gevolgen daarvan op de maatschappelijke positie en inclusie van personen van Afrikaanse, Afro-Surinaamse en Afro-Caribische afkomst. Ook moeten we oog hebben voor alle gemeenschappen met een slavernijverleden.

Dat zijn (niet uitputtend) de oorspronkelijke bewoners van Suriname en de eilanden, die als eersten slaafgemaakt zijn, de Chinese gemeenschap die vóór de afschaffing van de slavernij (1858) naar Suriname is gehaald voor contractarbeid, en de Surinaams-Hindostaanse en de Javaanse gemeenschappen die vanaf respectievelijk 1873 en 1890 naar Suriname zijn gekomen. Ook deze groepen horen bij dit gedeelde verleden.