Vrouwen mogen stemmen, maar niet meespelen? De hypocrisie van onze democratie

Column Rabin Baldewsingh

We houden onszelf graag voor dat Nederland een gidsland is. Een baken van vrijheid, gelijkheid en mensenrechten. Maar wie even onder de oppervlakte kijkt, ziet dat deze zelfgenoegzaamheid niet strookt met de realiteit. Vrouwen verdienen in Nederland nog steeds minder dan mannen, krijgen minder kansen op leidinggevende functies en worden stelselmatig ondervertegenwoordigd in besluitvormende organen, of het nu gaat om de top van het bedrijfsleven, universiteiten of de politiek. De loonkloof is hardnekkig. Vrouwen doen het gros van het onbetaalde zorgwerk. En zelfs in een samenleving die zichzelf als modern en progressief beschouwt, is economische en maatschappelijke gelijkheid voor vrouwen nog verre van bereikt.

En dan hebben we de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP). Het recente besluit van deze politieke partij om vrouwen niet op de kieslijst te plaatsen – opnieuw, met overtuiging – is ronduit beschamend. Dat het nauwelijks maatschappelijke ophef veroorzaakt, is minstens zo pijnlijk. De partij beroept zich op religie. Op traditie. Op 'de orde der schepping'. En in de praktijk betekent dat: vrouwen horen niet in de politiek.  Het is moeilijk te bevatten dat dit in 2025 nog steeds gebeurt in een land dat lid is van de VN-Vrouwenverdrag, dat mensenrechten hoog in het vaandel zegt te hebben, en dat vrouwenemancipatie als beleidsdoel onderschrijft. Bij de SGP gebeurt het gewoon. Openlijk. Zonder schaamte. Dit is werkelijk shocking.

Stel je eens voor dat een politieke groepering met een andere religieuze identiteit, met beroep op religieuze overtuiging, vrouwen categorisch zou weren uit het parlement. De maatschappelijke verontwaardiging zou ongekend zijn. Kamervragen, protesten, talkshows vol ‘experts’ en opiniemakers die zich zouden afvragen of onze democratie wel bestand is tegen zulke antidemocratische praktijken. Maar als het de SGP betreft, blijft het oorverdovend stil. Dan wegen godsdienstvrijheid en traditie zwaarder dan fundamentele mensenrechten. Dat is meten met twee maten. Dat is hypocrisie in zijn zuiverste vorm. En dat is niet acceptabel.

De feministische denker Simone de Beauvoir schreef ooit:“The oppressor would not be so strong if he did not have accomplices among the oppressed.” Met andere woorden: ongelijkheid blijft bestaan, zolang we ons erbij neerleggen. Zolang vrouwen zelf, en mannen die beter zouden moeten weten, accepteren dat dit ‘nu eenmaal zo is’. Maar dat is het dus niet. Het argument dat dit ‘de vrijheid van de partij’ betreft, is een vals dilemma. De vrijheid van een partij stopt waar de grondrechten van burgers worden aangetast. Een partij die vrouwen op basis van hun geslacht structureel uitsluit van politieke macht, handelt niet in lijn met Artikel 1 van onze grondwet. Het is tijd om deze schijnheilige dubbelstandaard te benoemen. En te doorbreken. We kunnen als samenleving niet blijven roepen dat vrouwen gelijk zijn, terwijl we toestaan dat een partij in het hart van onze democratie hen als tweederangsburgers blijft behandelen.

Gelijkheid is geen keuzevak. Het is de basis. Wie daar niet aan voldoet, hoort daar niet ongemoeid mee weg te komen. Nederland, dit is geen detail. Het is uitsluiting. Het is structurele achterstelling. Het is een schending van het gelijkheidsbeginsel. Dit is discriminatie. Het is hoog tijd dat we als samenleving onze tolerantie voor intolerantie onder de loep nemen. Gelijkheid is geen optionele bijlage bij de democratie. Gelijkheid is het fundament ervan. En wie aan dat fundament morrelt, hoort daar op aangesproken te worden.