Nieuwe anti-witwasaanpak: noodzakelijke koerswijziging, maar risico’s op discriminatie blijven bestaan

Pijnlijk, maar noodzakelijk. Zo laat de nieuwe anti-witwasaanpak van het kabinet zich het best samenvatten. Enkele weken geleden presenteerde het kabinet zijn vernieuwde strategie in een Kamerbrief, met als voornaamste doelen: het verlagen van de lasten voor bonafide burgers en ondernemers én het verhogen van de barrières voor criminelen. Hoewel deze benadering een belangrijke erkenning vormt van de overlast die burgers, maatschappelijke organisaties en kleine bedrijven de afgelopen jaren hebben ervaren, blijven er serieuze risico’s bestaan. Vooral het risico op discriminatie en uitsluiting verdient meer expliciete erkenning én aanpak.

Beeld: ©Bureau NCDR

Hervorming in Europees kader

De nieuwe aanpak is niet los te zien van de bredere Europese context. De Europese Unie introduceert namelijk een robuust anti-witwaskader, het zogenoemde AML-pakket, bestaande uit drie onderdelen: een directe verordening (AMLR), een herziene richtlijn (AMLD6) en de oprichting van een Europese anti-witwasautoriteit (AMLA). Deze regels moeten vanaf juli 2027 in werking treden. De AMLR bevat bindende regels voor alle poortwachters in Europa, de AMLD6 geeft lidstaten meer instrumenten op het gebied van handhaving, en de nieuwe autoriteit AMLA moet zorgen voor betere coördinatie en harmonisatie tussen toezichthouders in de verschillende lidstaten. Deze Europese regels brengen belangrijke wijzigingen met zich mee: er wordt afgestapt van het brede meldregime van “ongebruikelijke transacties” naar een systeem van “verdachte transacties”. Dit moet het aantal meldingen drastisch beperken, van zo’n 2 miljoen naar 50.000 per jaar, en kan een einde maken aan ongerichte controles die veel burgers nu treffen.

Breuk met overreagerend beleid

Het kabinet erkent dat de poortwachtersrol, met name bij banken, de afgelopen jaren te strikt en risicomijdend is toegepast. Onder druk van handhavingsmaatregelen zijn banken doorgeschoten in hun controles. Deze overreactie leidde tot situaties waarin bonafide ondernemers en maatschappelijke organisaties (waaronder moskeeën, migrantenkerken en kleine stichtingen) structureel werden uitgesloten van toegang tot financiële diensten. De nieuwe aanpak stelt daartegenover een meer proportionele risicobenadering, waarin toezichthouders zoals DNB banken ruimte moeten geven om te differentiëren tussen hoog- en laagrisicoprofielen. Ook wordt ingezet op minder administratieve lasten, betere communicatie naar klanten en verbeterde gegevensdeling om herhaalde verzoeken te voorkomen. Banken worden bijvoorbeeld aangesloten op de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP), zodat klanten minder onnodige vragen hoeven te beantwoorden. Toch blijft het woord discriminatie opvallend afwezig in de Kamerbrief. Terwijl juist dát het grootste negatieve effect was van het voorgaande beleid. De NCDR vindt dit een gemiste kans: “Wie beleid wil maken dat lessen trekt uit het verleden, moet het verleden ook bij naam durven noemen.”

Beeld: ©Bureau NCDR

Positieve elementen in de nieuwe koers

Toch bevat de nieuwe aanpak diverse positieve elementen die, mits zorgvuldig en met aandacht voor mensenrechten geïmplementeerd, het risico op uitsluiting kunnen verkleinen:

  • Risicogebaseerde benadering: Het toezicht wordt afgestemd op het daadwerkelijke witwasrisico. Dit betekent minder onnodige controles bij burgers en kleine organisaties.
  • Focus op verdachte transacties: De voorgenomen overgang naar een meldplicht voor uitsluitend verdachte transacties betekent minder bureaucratie en een meer gerichte aanpak.
  • Minder meldingen, meer proportionaliteit: Waar nu jaarlijks miljoenen transacties worden gemeld, zal dit dalen naar circa 50.000 meldingen. De hoop is dat hierdoor ook het risico op etnisch profileren afneemt.
  • Aansluiting op BRP: Door aansluiting op de Basisregistratie Persoonsgegevens kunnen banken noodzakelijke klantinformatie eenvoudiger verifiëren, wat herhaalde of overbodige bevragingen voorkomt.
  • Herkenning van de toegang tot financiële dienstverlening: De Kamerbrief erkent impliciet dat het moeilijk is voor sommige bonafide instellingen om een bankrekening te openen, al blijft nationale wetgeving hierover vooralsnog uit.

Zorgen blijven

Ondanks deze verbeteringen blijven er structurele zorgen bestaan. De NCDR wijst op enkele hardnekkige risico’s die aandacht verdienen:

  • Discriminatie blijft onbenoemd: Nergens in de Kamerbrief wordt erkend dat het vorige beleid heeft geleid tot systematische uitsluiting op grond van herkomst, religie of organisatievorm. De sociale impact van het uitsluiten van hele bevolkingsgroepen wordt daarmee gebagatelliseerd.
  • Privacy onder druk: De voorgenomen aansluiting op het BRP lijkt een stap verder te gaan dan de Europese regels vereisen. Zonder duidelijke waarborgen kan dit leiden tot ongebreidelde datatoegang en surveillance.
  • Vertraagde koerswijziging: In plaats van onmiddellijk over te stappen op het melden van verdachte transacties — zoals in veel andere EU-landen al gebeurt — stelt Nederland deze stap uit tot 2027. Daardoor blijft de ongerichte controlepraktijk nog twee jaar bestaan.
  • Geen wettelijk recht op een bankrekening: Het kabinet stelt dat het eerst wil kijken naar zelfregulering of Europese initiatieven voordat het eventueel overgaat tot nationale wetgeving. De ervaring leert echter dat dit uitstel kan betekenen dat het probleem blijft voortbestaan.

Oproep van de NCDR

De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme roept het kabinet en toezichthoudende instanties op om de anti-witwasaanpak niet enkel als financieel-instrumenteel vraagstuk te beschouwen, maar ook als maatschappelijk en mensenrechtenvraagstuk. De bestrijding van witwassen moet hand in hand gaan met het voorkomen van discriminatie en het beschermen van grondrechten. De NCDR doet daarom de volgende aanbevelingen:

  1. Benoem discriminatie expliciet als risico en leerpunt in alle relevante beleidsdocumenten over witwasbestrijding.
  2. Stel een discriminatietoets in bij de implementatie van het AML-pakket, en betrek hierbij ook burgerrechtenorganisaties.
  3. Veranker het recht op een (zakelijke) bankrekening wettelijk, zodat maatschappelijke instellingen niet langer afhankelijk zijn van goodwill of ondoorzichtige bankprotocollen.
  4. Versnel de overgang naar verdachte transacties, zodat burgers en instellingen niet langer nodeloos worden belast of uitgesloten.
  5. Borg privacy en rechtszekerheid, zeker waar het gaat om koppeling aan overheidsdatabases zoals de BRP.

De strijd tegen witwassen is van groot belang. Maar zij mag niet leiden tot een samenleving waarin mensen worden uitgesloten puur vanwege hun afkomst, religie of naam. De bescherming van financiële integriteit en de bescherming van grondrechten moeten elkaar versterken, niet ondermijnen. Alleen met een rechtvaardige balans tussen veiligheid en inclusie bouwen we aan een democratische rechtsstaat waarin iedereen mee kan doen. De NCDR zal deze balans kritisch blijven volgen en bewaken.