Wanneer rechten onderhandelbaar worden: identiteit als strijdtoneel in het politieke debat
Pijnlijk, zeer pijnlijk. Dat het in Nederland opnieuw moet gaan over de Transgenderwet. Begin juli werd de behandeling ervan definitief ingetrokken onder aanvoering van partijen die hun trots nauwelijks konden verhullen. In een land dat ooit werd geprezen als gidsland op het gebied van mensenrechten en gelijkwaardigheid, is de schaamte nu diep voelbaar. Het intrekken van de wet betekent geen technische beleidsaanpassing, maar een symbolisch én concreet verlies. Een groep Nederlanders die al jarenlang om erkenning vraagt, krijgt opnieuw te horen dat hun identiteit ter discussie staat. Hun bestaan is blijkbaar onderwerp van debat. Hun rechten, al jarenlang fragiel, zijn opnieuw onder druk komen te staan.

De kern van de wet
De voorgestelde wijziging van de Transgenderwet had een helder en beperkt doel: de procedure versoepelen waarmee transgender personen hun geslachtsregistratie kunnen aanpassen in officiële documenten. In de praktijk betekende dit het afschaffen van de verplichte deskundigenverklaring; een medische of psychologische beoordeling die nodig is om je gender juridisch te kunnen vastleggen. De wetswijziging sloot aan bij internationale mensenrechtenstandaarden, aanbevelingen van de Raad van Europa en mensenrechtenorganisaties als Human Rights Watch en het College voor de Rechten van de Mens. De essentie: de staat moet niet bepalen wie iemand is, dat moet het individu zelf kunnen doen. Lange tijd was er brede steun voor deze wijziging. Totdat het maatschappelijke debat werd overspoeld door desinformatie, angstbeelden en doelbewuste framing. De wetswijziging werd ten onrechte voorgesteld als een gevaar voor kinderen, als een bedreiging van ouderrechten of als een fundamentele ondermijning van maatschappelijke normen. De inhoud werd ondergesneeuwd door de emoties.
Misinformatie en politieke calculatie
Wat volgens juridische experts en mensenrechtenorganisaties een noodzakelijke vervolgstap was in de emancipatie van transgender personen, werd door sommige politieke partijen gebruikt als inzet in een politieke identiteitsstrijd. Met succes, want onder druk van maatschappelijke polarisatie en electorale angst trokken partijen die eerder vóór de wet waren hun steun in. Dat betekent dat de rechten van transgender personen feitelijk zijn opgeofferd aan politieke haalbaarheid. En dat heeft gevolgen. Jongeren die kampen met genderdysforie blijven onderworpen aan verouderde procedures. Volwassenen worden verplicht om zich medisch of psychologisch te laten ‘keuren’ om erkend te worden in hun identiteit. In plaats van vertrouwen, wantrouwen. In plaats van zelfbeschikking, controle.

Reacties uit het maatschappelijk middenveld
Binnen mensenrechtenorganisaties, belangenbehartigers en activistische kringen is de teleurstelling groot. Volgens Rabin Baldewsingh, de Nationale Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) is het besluit een stap achteruit en een direct gevolg van een klimaat waarin desinformatie en angst steeds vaker leidend zijn. Baldewsingh noemt het "een klap in het gezicht van velen" en waarschuwt dat het negeren van de rechten van een specifieke groep mensen schadelijk is voor de fundamenten van de democratische rechtsstaat.
"Transgender personen zijn geen abstractie", stelt de NCDR. "Zij zijn mensen van vlees en bloed, met dromen, kwetsbaarheden en een fundamenteel recht op erkenning en bescherming." Het schrappen van deze wet geeft volgens hem de boodschap af dat deze groep niet geloofd wordt, dat hun eigen beleving van identiteit niet genoeg is. "Dat is de omgekeerde wereld."
Grondwet als huls?
Bijzonder schrijnend is dat dit gebeurt in een land met artikel 1 van de Grondwet, dat gelijke behandeling van iedereen belooft en discriminatie verbiedt. Maar, zoals Koning Willem-Alexander twee weken terug tijdens het Nationaal Congres tegen Discriminatie en Racisme zo treffend zei: "Artikel 1 is een prachtig artikel, maar blijft een lege huls als we er niet samen aan werken om dit land vrij te maken van discriminatie." Het intrekken van de Transgenderwet roept de vraag op: wie beschermen wij als samenleving? Wie hoort erbij, en wie moet zich steeds weer verdedigen of aanpassen? Die vragen raken niet alleen transgender personen, maar het fundament van een inclusieve democratie.
Boodschap aan transgender Nederlanders
Aan transgender personen in Nederland werd deze maand opnieuw duidelijk gemaakt dat hun rechten onderhandelbaar zijn. Dat hun bescherming niet vanzelfsprekend is. En dat hun bestaansrecht inzetbaar is als politieke pion. Maar maatschappelijke organisaties, activisten en vele burgers laten weten dat zij zich blijven inzetten voor verandering. De strijd voor gelijkwaardigheid is niet gestopt. Integendeel, de recente ontwikkelingen tonen volgens velen de urgentie ervan. "Transrechten zijn mensenrechten," klinkt het in vele reacties. En: "Erkenning begint bij luisteren. En bij het beschermen van zij die bescherming nodig hebben."
De inzet blijft
Waar andere landen vooruitgaan, maakt Nederland een pas op de plaats, of zelfs een stap terug. Het beeld van een land dat ooit voorop liep in gelijkheid en emancipatie, is deze maand opnieuw beschadigd. Wat overblijft is de opdracht voor politiek en samenleving om opnieuw richting te kiezen. Niet voor ideologie of profilering. Maar voor waardigheid en voor menselijkheid. Voor de bescherming van alle burgers, ongeacht wie zij zijn of hoe zij zich identificeren. Want alleen dan is artikel 1 van de Grondwet méér dan een mooie belofte.