Tijd voor écht inclusieve speelplekken: lessen uit Eindhoven

Op talloze plekken in Nederland lachen en spelen kinderen samen op glijbanen, schommels en klimrekken. Maar voor veel kinderen met een beperking is een speeltuin geen plek van plezier, het is een plek van obstakels. Voor hen betekent een bezoek aan een speelplek vaak vooral toekijken, omdat ze simpelweg niet mee kunnen doen. Niet omdat ze dat niet willen of kunnen, maar omdat de speelplek daar nooit op is ingericht. Dat is geen kleinigheid. Want buitenspelen is voor kinderen veel meer dan alleen ontspanning: het is een basisbehoefte. Het stimuleert motorische, sociale en cognitieve ontwikkeling, en helpt kinderen hun plek te vinden in de samenleving. Wie structureel wordt buitengesloten van dit soort alledaags samen spelen, leert al op jonge leeftijd dat hij of zij er ‘niet bij hoort’. Die uitsluiting zit diep, en is grotendeels te voorkomen.

De praktijk: ontoegankelijk door ontwerp

Toch is dit de dagelijkse realiteit. Veel speelplekken in Nederland zijn nog steeds niet toegankelijk voor kinderen met een beperking. Vaak zijn ze gelegen op grasvelden waar een rolstoel nauwelijks overheen kan. Of de ondergrond rond speeltoestellen bestaat uit houtsnippers of los zand: speels voor de één, een lekke band of een vastgelopen wiel voor de ander. Daarnaast ontbreken vaak brede paden, lage drempels en schaduw- of rustplekken voor kinderen die sneller overprikkeld raken. Zelfs als er een toestel is dat technisch geschikt is voor kinderen met een beperking, is het simpelweg niet bereikbaar. Het gevolg: een kind dat zijn vrienden niet kan volgen naar de glijbaan, en machteloos moet toekijken hoe anderen samen spelen.

Het wrange is dat dit geen onwil is, maar een gebrek aan bewustzijn. Bij het ontwerpen van speelplekken denken gemeenten en ontwerpers meestal aan ‘het gemiddelde kind’. Toegankelijkheid is zelden een uitgangspunt op de tekentafel, hooguit een latere toevoeging als er budget overblijft. Daarmee wordt inclusie gereduceerd tot een luxe, terwijl het een basisrecht zou moeten zijn.

Inclusie moet beginnen op de tekentafel

Echte verandering vraagt om een fundamentele omslag: van denken in uitzonderingen naar ontwerpen voor iedereen. Dat betekent dat ontwerpers en gemeenten vanaf het allereerste schetsontwerp moeten uitgaan van diversiteit: kinderen die lopen, rollen, horen, zien, praten, voelen en spelen op verschillende manieren. Dat vraagt om praktische ingrepen: vlakke ondergrond van bijvoorbeeld rubber in plaats van zand; brede paden zonder drempels; speeltoestellen die ook met een rolstoel of loophulpmiddel toegankelijk zijn; rustige plekken voor kinderen die sneller overprikkeld raken. Maar het vraagt vooral om een mentaliteitsverandering: niet langer denken in termen van ‘aanpassingen voor de enkeling’, maar in termen van ‘ontwerpen voor iedereen’. Wanneer toegankelijkheid vanaf het begin wordt meegenomen, kost het nauwelijks extra geld, maar het verschil in beleving is enorm. Dan hoeven kinderen met een beperking niet langer apart te spelen, maar kunnen ze gewoon onderdeel zijn van de groep.

Eindhoven laat zien hoe het wél kan

Dat het anders kan, bewijst Eindhoven. In de wijk Stratum opende deze maand de eerste rolstoelglijbaan van Nederland, de zogeheten SpeelThijnbaan. Het idee kwam van de inmiddels veertienjarige Thijn Broers, die op zijn negende bedacht dat ook kinderen in een rolstoel de sensatie van een glijbaan zouden moeten kunnen ervaren. Jarenlang werd zijn plan afgewezen wegens vermeende veiligheidsrisico’s. Toch gaf hij niet op. Samen met de gemeente Eindhoven, speeltuinleverancier BOERplay en belangenorganisatie Eindhoven Toegankelijk werd zijn droom werkelijkheid. De speeltuin werd volledig opnieuw ingericht: de grasbodem maakte plaats voor een egale, rolstoelvriendelijke ondergrond, paden zijn verbreed, en het toestel is zo ontworpen dat kinderen zelfstandig en veilig in hun rolstoel kunnen glijden. Het resultaat is een speelplek waar kinderen met en zonder beperking samen plezier maken; niet naast elkaar, maar mét elkaar.

Van uitzondering naar standaard

De SpeelThijnbaan is een primeur, maar zou geen unicum moeten zijn. Elke gemeente zou dit als uitgangspunt moeten nemen bij nieuwe speelplekken of renovaties van bestaande locaties. Niet pas achteraf een ‘toegankelijk’ toestel toevoegen, maar vanaf het begin toegankelijkheid integreren in ontwerp, materiaalkeuze en indeling. Dat betekent ook: beleid aanpassen. Gemeenteraden moeten bij het goedkeuren van speelplannen standaard toetsen op toegankelijkheid, net zoals ze nu doen op veiligheid en budget. En er moeten duidelijke richtlijnen komen die inclusieve ontwerpprincipes verplicht stellen, zoals rolstoeltoegankelijke ondergrond, brede paden, lage drempels en toestellen voor gezamenlijk gebruik. Eindhoven laat zien dat dit kan, als je vanaf het begin denkt vanuit inclusie. Het is geen kwestie van geld of techniek, maar van wil. En als het in Eindhoven kan, dan kan het overal.

Een land waar iedereen kan spelen

Een samenleving die zichzelf inclusief noemt, moet dat ook waarmaken op de plekken waar het er echt toe doet: waar kinderen samen opgroeien. Een speelplek is geen detail, het is een eerste oefenplaats voor burgerschap, gelijkwaardigheid en vriendschap. Zolang kinderen met een beperking worden gedwongen toe te kijken, schieten we tekort. Het is tijd dat elke gemeente leert van Eindhoven en van de SpeelThijnbaan geen uitzondering maakt, maar de norm. Want pas als elk kind kan meespelen, zijn onze speelplekken écht van iedereen.