Het jaar 2025 zal herinnerd worden als een jaar van contrasten. Aan de oppervlakte groeide de aandacht voor discriminatie, racisme, veiligheid en sociale spanningen. Meldingen namen toe, kwetsbare groepen voelden zich onveiliger en maatschappelijke debatten verharden. Tegelijk bleef de structurele aanpak fragiel.
Beleidsvoornemens vertraagden, politieke aandacht verschoof en te vaak werden lange-termijndoelen ondergeschikt gemaakt aan korte politieke reflexen. Voor de Nationale Coördinatie tegen Discriminatie en Racisme werd het een juridische, maatschappelijke en institutionele stresstest. 2025 maakte duidelijk wat nodig is om discriminatie werkelijk terug te dringen, maar ook hoe kwetsbaar vooruitgang wordt wanneer overheidssturing wankelt. Dit artikel blikt terug op de lessen van 2025 en schetst waarom 2026 een beslissend jaar wordt.
Vier reflecties
2025 liet zien dat discriminatie geen sociale kwestie is, maar een veiligheidsvraagstuk. De toename van anti-Zwart racisme en anti-islamitische incidenten, de zichtbare groei van online haat, de ervaring van sociale uitsluiting onder jongeren met een migratieachtergrond en de afgenomen veiligheid voor LHBTI+ personen vormden geen losse signalen. Het waren indicatoren van een verschuivende maatschappelijke dynamiek. Discriminatie gaat niet alleen over kansenongelijkheid. Het raakt de fundamenten van veiligheid, vertrouwen en maatschappelijke stabiliteit. Wanneer groepen zich structureel onveilig of ongehoord voelen, trekken zij zich terug uit het publieke domein. Iedere groep die zich terugtrekt veroorzaakt een scheur in het draagvlak van de rechtsstaat. De les van 2025 is dat discriminatiebeleid ook veiligheidsbeleid is. Niet omdat gemeenschappen kwetsbaar zijn, maar omdat een rechtsstaat alleen functioneert wanneer burgers kunnen rekenen op bescherming en gelijkwaardigheid.
Beeld: © Bureau NCDR / Ole Rethans
Een tweede inzicht was de schade die ontstaat wanneer bestuurlijke daadkracht afneemt, of wanneer politieke bestuurders wegkijken. In 2025 was zichtbaar hoe afhankelijk de aanpak van discriminatie blijft van politieke vastberadenheid. Beleidslijnen vertraagden of werden afgezwakt, het Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme en daarmee de uitvoeringsagenda’s bleven liggen en departementen verschilden in urgentie en tempo. Soms werden eerdere toezeggingen zelfs verschoven of ingetrokken. De gevolgen waren voelbaar. Niet alleen voor de effectiviteit van de aanpak, maar vooral voor het vertrouwen van gemeenschappen die al jarenlang vragen om consistent en zichtbaar optreden. Onzekerheid in beleid ondermijnt het geloof in de overheid als beschermende instantie. 2025 bevestigde dat consistentie een vorm van bescherming is. Halfslachtigheid maakt ruimte voor grijze gebieden, en juist daar floreert discriminatie.
Daarnaast werd duidelijk hoe veelzijdig en diepgeworteld discriminatie in de Nederlandse samenleving blijft. De problematiek manifesteerde zich op de arbeidsmarkt, waar ondanks grote krapte discriminatie hardnekkig bleef bestaan. In het onderwijs bleven de verwachtingen voor bepaalde groepen kinderen lager, wat hun kansen blijvend beïnvloedde. De woningmarkt liet aanhoudende uitsluiting zien en in digitale systemen kwamen opnieuw biases aan het licht. Ook in de gezondheidszorg bleven structurele drempels die bepaalde groepen benadelen zichtbaar. En het politiek discours was hard en polariserend, maar zorgde er ook voor dat individuen en groepen mensen op basis van hun persoonlijke kenmerken nog sterker tegenover elkaar kwamen te staan. 2025 maakte helder dat het bestrijden van symptomen niet volstaat. Discriminatie is geen verzameling losse voorvallen maar het resultaat van systemen die historische ongelijkheden reproduceren. Alleen een domeinoverstijgende (intersectionaliteit) en structurele aanpak kan doorbraken forceren.
Beeld: © Bureau NCDR / Charles Poorter
Een vierde reflectie is dat de rol van de Nationale Coördinator tegen Discriminatie en Racisme onmisbaar is, maar zonder stevige politieke borging onvoldoende kracht heeft. De coördinatie bracht adviezen uit, bewaakte agenda’s, signaleerde escalaties en verbond overheid en maatschappelijke organisaties. Tegelijk werd duidelijk dat coördinatie geen vervanging is voor politieke wil. Zonder voldoende structurele financiering, duidelijke ministeriële verantwoordelijkheid en stabiele rijksregie, en verankering in de wet blijft de coördinator een architect met een bouwtekening, maar met te weinig bouwcapaciteit om de fundamentele veranderingen te realiseren die de samenleving vraagt.
Verankering van discriminatiebestrijding
Daarom is de opdracht voor 2026 helder: discriminatiebestrijding moet worden verankerd in de structuur van de rechtsstaat. De transitie van projectmatig naar institutioneel werken is noodzakelijk. Dat begint met een duidelijke juridische erkenning dat het bestrijden van discriminatie geen vrijblijvende beleidskeuze is, maar een staatsrechtelijke verplichting. Dit vraagt om stevige indicatoren, onafhankelijke monitoring en afdwingbare normen. Het vraagt ook om een expliciete en zichtbare ministeriële verantwoordelijkheid. Daarnaast is een meerjarige uitvoeringsagenda onmisbaar. Zolang middelen incidenteel zijn, blijft de aanpak afhankelijk van politieke schommelingen. Alleen meerjarige financiering biedt zekerheid en maakt het mogelijk om structureel beleid te ontwikkelen. Ook een domeinoverstijgende aanpak is noodzakelijk. Onderwijs, arbeidsmarkt, algoritmen en digitalisering, veiligheid en sociale cohesie moeten gezamenlijk worden beschouwd. 2026 moet het jaar zijn waarin de nationale coördinatie de positie krijgt van stelselbewaker in plaats van probleemoplosser in de marge.
2025 was uiteindelijk een wake-up call. Het liet zien hoe snel de aanpak van racisme en discriminatie kwetsbaar wordt wanneer politieke aandacht verslapt. Maar het was ook een jaar van helder inzicht. Het leerde dat gelijkwaardigheid nooit vanzelf komt, dat institutionele verandering politieke moed vereist en dat onveiligheid toeneemt wanneer overheden aarzelen. Een samenleving die de meest kwetsbare groepen niet beschermt, verzwakt zichzelf. Daarom moet 2026 een jaar van keuzes worden. Een jaar waarin woorden plaatsmaken voor structurele verankering, waarin niet wordt bijgestuurd maar geborgd. Het bestrijden van discriminatie is geen kwestie van politieke voorkeur, maar van rechtsstatelijke noodzaak. En die noodzaak is urgenter dan ooit.