In de Transgender Awareness Week (13-19 november) wordt jaarlijks aandacht gevraagd voor de problemen waar transgender mensen tegenaan lopen in de samenleving, zoals toenemend geweld en discriminatie.
Die week wordt afgesloten met de Internationale Transgender Gedenkdag op 20 november; een dag dat de transgender en genderdiverse mensen die hun levens verloren door haat, geweld en discriminatie worden herdacht. Een dag dat hun namen, hun verhalen en onze herinneringen aan hen worden gedeeld. Dit jaar had de NCDR de eer om te spreken tijdens de herdenkingsceremonie in de Westerkerk van Amsterdam.
Het herdenken van de slachtoffers is belangrijk voor de NCDR. De Gedenkdag is namelijk een expliciete erkenning van het feit zij niet zijn gestorven door zogenaamde ‘tragische omstandigheden’, maar dat de mensen wier namen worden uitgesproken slachtoffers zijn van structureel onrecht en structureel geweld. Deze moorden zijn het gevolg van het systemisch falen van beleid en van politieke discriminatie. De consequenties van georganiseerde desinformatie en van de toenemende normalisering van anti-transhaat.
Beeld: © Bureau NCDR
De Verenigde Staten
De NCDR maakt zich al lange tijd grote zorgen over de rechten van trans personen. Met afschuw ziet de Nationaal Coördinator hoe wereldwijd, maar vooral in de Verenigde Staten, een golf van anti-transgenderbeleid blijft toenemen. Denk bijvoorbeeld aan het verbod op transgender militairen of aan het feit dat steeds meer Amerikaanse staten genderbevestigende zorg voor jongeren criminaliseren, waardoor levensreddende zorg volledig ontoegankelijk wordt.
Zelfs buiten de VS zien we hoe trans mensen steeds verder worden gemarginaliseerd, bijvoorbeeld in de sport. En in het Verenigd Koninkrijk oordeelde het hooggerechtshof dat de juridische definitie van een vrouw gebaseerd is op biologische sekse. Met deze uitspraak worden trans mensen feitelijk uit beleid worden gewist.
Deze politieke keuzes, dit institutionele beleid, deze vormen van geweld: ze zijn geen toeval. Ze komen voort uit een beweging die bewust haat mobiliseert. Die de rechten van trans mensen wil ondermijnen. En die desinformatie gebruikt als politiek wapen.
En die tactieken — de woorden, de frames, de strategieën — vinden inmiddels hun weg naar Nederland.
Echo’s in Nederland
Het Nederlandse debat over transgenderrechten wordt in toenemende mate beïnvloed door retoriek die rechtstreeks afkomstig is uit de Amerikaanse anti-rechtenbeweging. We herkennen bijvoorbeeld het verzinsel dat er zoiets bestaat als ‘genderideologie’, of de mythe dat trans-zijn een ziekte is waarmee jongeren ‘besmet’ kunnen raken, alsook de valse insinuatie dat het beschermen van de rechten van trans mensen de veiligheid van cisgender vrouwen in gevaar brengt.
Politieke partijen zoals de PVV, SGP, JA21, FVD, BBB en anderen gebruiken dit soort taal en retoriek om de rechten van transgender personen ter discussie te stellen — en vooral om angst te creëren. En die angst heeft gevolgen.
Gevolgen in Nederland
Hier in Nederland leidt dit tot koude beleidsvorming: beleid dat wordt bevroren, vertraagd of ingetrokken door angst en desinformatie, terwijl de rechten van transgender mensen steeds verder worden uitgehold. Dit jaar nog heeft de Tweede Kamer, voor een tweede keer, middels een motie de versoepeling van de Transgenderwet zonder debat van tafel geveegd. Die wet had tot doel om de administratieve procedure voor het wijzigen van de geslachtsregistratie te vereenvoudigen — een administratieve stap, geen medische. Het is uiterst zeldzaam dat een wetsvoorstel, dat reeds in behandeling is, op deze manier wordt stopgezet. Toch gebruikten politieke partijen met succes de mythen en desinformatie uit de Amerikaanse anti-rechtenbeweging om de verdere wetsbehandeling tegen te houden. De boodschap die hiermee werd afgegeven, is glashelder: de rechten van transgender mensen zijn geen prioriteit voor een meerderheid in de Kamer.
Hetzelfde zien we in de discussies rond genderinclusief onderwijs. Rechtse en extreemrechtse partijen spreken zich fel uit tegen onderwijs over genderdiversiteit met het argument dat kinderen daarmee ‘in verwarring’ zouden worden gebracht. In Florida leidde precies diezelfde retoriek tot de “Don’t Say Gay”-wet — wetgeving die klassikaal onderwijs over seksuele oriëntatie en genderidentiteit verbiedt of beperkt. Een dergelijke wetgeving bestaat niet in Nederland, maar de politieke druk neemt toe. En die druk voedt de maatschappelijke vijandigheid. De terugkerende ophef rondom de Week van de Lentekriebels is daar, helaas, ieder jaar opnieuw een voorbeeld van.
Kortom: discriminatie wordt geïnstitutionaliseerd — niet door wet- en regelgeving, maar door een overheid die nalaat bescherming te bieden tegen mythes en valse informatie.
Beeld: © Bureau NCDR
Mensenlevens
Wanneer we spreken over (uitingen van) anti-transhaat, vergeten we vaak dat het in de kern gaat om mensen — mensen met levens, behoeften en dromen. We praten over wetten en beleid alsof ze abstract zijn, terwijl ze in werkelijkheid een enorme impact hebben op mensenlevens; op kinderen. De wereldwijde verspreiding van desinformatie, de afname van acceptatie en de toename van geweld tegen trans personen baren de NCDR grote zorgen om de toekomst van trans kinderen.
De intrekking van de versoepeling van de Transgenderwet zorgt er bijvoorbeeld voor dat trans jongeren tot hun zestiende moeten wachten voordat de geslachtsvermelding in hun paspoort overeenkomt met hun gender. Tot die tijd zullen zij dagelijks geconfronteerd worden met misgendering: op school, bij de huisarts, bij de gemeente, op reis — telkens opnieuw. Het is een verschrikkelijke ervaring om jezelf steeds weer te moeten uitleggen. En het legt een zware mentale last op een kind, zeker op een leeftijd waarin je identiteit toch al in ontwikkeling is.
Daarnaast betekent de groeiende vijandigheid, gevoed door rechtse ideologieën, dat trans kinderen voortdurend hun omgeving moeten analyseren: word ik hier geaccepteerd? Kan ik hier open zijn over mijn gender, of moet ik mij verbergen? In die toenemende vijandigheid moeten ook trans kinderen altijd op hun hoede zijn uit angst voor afwijzing. Zo zou niemand moeten hoeven leven. En maakt het werk van de NCDR des te urgenter: we moeten de wereld veiliger maken voor alle trans kinderen die opgroeien in deze onrustige tijden.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
De bescherming van transgender levens begint bij artikel 1 van onze Grondwet. Maar een grondwet betekent weinig als haar waarden niet in de praktijk worden gebracht. Het beschermen, waarborgen en uitvoeren van dat artikel is een verantwoordelijkheid die we allemaal dragen. Het vraagt om actie van iedereen — ook van de rijksoverheid en het bedrijfsleven, bijvoorbeeld door eindelijk transitieverlof in te voeren. Transitie is immers geen afwijking; het is een normale levensomstandigheid die een deel van onze bevolking nou eenmaal doormaakt. Door transitieverlof te bieden aan werknemers normaliseren we transitie als een legitiem onderdeel van het menselijk leven. Het stelt een sociale norm die uitdraagt dat trans personen deel zijn van onze samenleving, en dat zij er in elke uiting van hun identiteit mogen zijn.
Maar het vraagt ook iets van ieder van ons persoonlijk. Of je nu nooit te maken hebt gehad met discriminatie of racisme, of dat je dagelijks wordt geconfronteerd met uitsluiting op basis van je achtergrond, huidskleur, religie, lichaam, identiteit of geaardheid: onze strijd is een gedeelde strijd. En in die gezamenlijke strijd is solidariteit geen keuze, maar onze enige verdediging.
Zolang mensen worden vermoord, vernederd of uitgesloten vanwege wie ze zijn, hebben wij de plicht — de verantwoordelijkheid — om te blijven spreken en elkaars bescherming te zijn.